Welkom bij het vraaggedeelte! Deze vragen zijn ontworpen om je kennis over de complexe relatie tussen stress, hormonen, diabetes en voeding te testen en verdiepen. Je zult onderwerpen tegenkomen zoals de werking van stresshormonen, de invloed van cortisol op eetgedrag, en de pathofysiologie van diabetes mellitus. De vragen variëren in moeilijkheidsgraad, zodat je stap voor stap je begrip kunt opbouwen. Kies bij de meerkeuzevragen het juiste antwoord en gebruik de inhoud uit de samenvatting en bijbehorende informatie als leidraad.

Veel succes!

Diabetes

1. Wat is diabetes mellitus (DM)?
a) Een vorm van hoge bloeddruk.
b) Een groep van metabole aandoeningen die de glucosehuishouding verstoren.
c) Een auto-immuunziekte die alleen voorkomt bij ouderen.
d) Een infectieziekte veroorzaakt door bacteriën.

 

2. Wat is een kenmerk van type 1 diabetes?
a) Het wordt veroorzaakt door insulineresistentie.
b) Het ontstaat alleen door obesitas.
c) Het is een auto-immuunziekte waarbij de bèta-cellen worden vernietigd.
d) Het komt alleen voor bij ouderen.

 

3. Welke glucosewaarde in een HbA1c-test wijst op diabetes?
a) Lager dan 5,7%.
b) Tussen 5,7% en 6,4%.
c) 6,5% of hoger.
d) Tussen 4,0% en 6,0%.

 

4. Wat zijn mogelijke complicaties van chronische hyperglykemie bij diabetes?
a) Botbreuken, allergieën en migraine.
b) Microvasculaire schade en macrovasculaire schade zoals atherosclerose.
c) Vermoeidheid, huiduitslag en droge mond.
d) Verhoogde eetlust, slapeloosheid en haaruitval.

 

5. Waarom is monitoring van HbA1c belangrijk bij diabetes, en wat betekent een verhoogde waarde?
a) Monitoring is niet nodig bij diabetes.
b) HbA1c geeft de insulinegevoeligheid weer en een verhoogde waarde wijst op een goede controle.
c) HbA1c geeft gemiddelde glucosewaarden weer over 2-3 maanden en een verhoogde waarde wijst op slechte glucosecontrole.
d) Een verhoogde HbA1c-waarde wijst op een tekort aan stresshormonen.

 

6. Beschrijf de pathofysiologische verschillen tussen type 1 en type 2 diabetes.
a) Type 1 diabetes wordt veroorzaakt door insulineresistentie, type 2 door een auto-immuunreactie.
b) Type 1 diabetes heeft een genetische oorsprong, type 2 is altijd leefstijlgerelateerd.
c) Type 1 diabetes leidt tot absolute insulinedeficiëntie door vernietiging van bèta-cellen, terwijl type 2 wordt gekenmerkt door insulineresistentie en een relatieve insulinedeficiëntie.
d) Er zijn geen verschillen tussen type 1 en type 2 diabetes.

Overgewicht, Ondergewicht en Hormonen

1. Wat is een mogelijke oorzaak van overgewicht?
a) Een energiebalans waarbij de energie-inname hoger is dan het energieverbruik.
b) Een genetische aandoening die de eetlust volledig uitschakelt.
c) Een tekort aan cortisol.
d) Chronische blootstelling aan lage temperaturen.

 

2. Wat veroorzaakt leptineresistentie bij overgewicht?
a) Een tekort aan leptineproductie.
b) De hersenen reageren onvoldoende op verhoogde leptinespiegels.
c) Een verhoogde insulineproductie.
d) Een verhoogde cortisolspiegel.


3. Wat is een belangrijk gezondheidsrisico van ondergewicht?
a) Verhoogde vruchtbaarheid.
b) Verhoogd risico op osteoporose.
c) Een verbeterde immuunfunctie.
d) Verminderde cardiovasculaire problemen.

 

4. Hoe beïnvloedt insulineresistentie het lichaam?
a) Het verhoogt de opname van glucose door cellen.
b) Het bevordert vetopslag en verhoogt bloedglucosewaarden.
c) Het verlaagt het risico op diabetes type 2.
d) Het stimuleert spieropbouw.


5. Leg het verband uit tussen viscerale vetophoping en insulineresistentie.
a) Viscerale vetophoping verhoogt de insulinegevoeligheid en verbetert glucoseopname.
b) Viscerale vetophoping verhoogt de productie van ontstekingsfactoren en vrije vetzuren, wat insulineresistentie veroorzaakt.
c) Viscerale vetophoping heeft geen invloed op insulineresistentie.
d) Viscerale vetophoping verlaagt ontstekingsactiviteit in het lichaam.

Stress en Stresshormonen

1. Noem twee stressgerelateerde hormonen.
a) Dopamine en serotonine
b) Insuline en glucagon
c) Cortisol en adrenaline
d) Melatonine en leptine

 

2. Wat is de invloed van chronische stress op de fysiologie van het lichaam?
a) Het verhoogt de efficiëntie van metabole processen.
b) Het verhoogt de niveaus van stresshormonen zoals cortisol en adrenaline.
c) Het vermindert het risico op chronische ziekten.
d) Het verhoogt spiermassa en verlaagt vetopslag.

 

3. Wat is het effect van chronische stress op het immuunsysteem?
a) Het verhoogt de efficiëntie van de immuunrespons.
b) Het verlaagt de productie van pro-inflammatoire cytokinen.
c) Het verhoogt de vatbaarheid voor infecties en complicaties.
d) Het maakt het lichaam resistenter tegen ontstekingsgerelateerde aandoeningen.

 

4. Welke rol speelt cortisol in de eetlustregulatie?
a) Cortisol onderdrukt altijd de eetlust.
b) Cortisol verhoogt de eetlust en stimuleert vooral de inname van calorierijk voedsel.
c) Cortisol heeft geen invloed op de eetlust.
d) Cortisol verlaagt de eetlust bij chronische stress.

 

5. Hoe kan stress bijdragen aan de progressie van chronische ziekten?
a) Stress verbetert de immuunfunctie en verlaagt de ontstekingsactiviteit.
b) Stress verhoogt cortisolspiegels, wat leidt tot immuunsuppressie en verhoogde ontstekingsactiviteit
c) Stress veroorzaakt alleen mentale klachten zonder fysieke gevolgen.
d) Stress vermindert de aanmaak van pro-inflammatoire cytokinen.

 

6. Welke interventie is het meest effectief in het verminderen van cortisolspiegels?
a) Het gebruik van hoge doses suiker in de voeding.
b) Regelmatige beoefening van mindfulness en yoga.
c) Het vermijden van lichamelijke activiteit.
d) Het drinken van cafeïnehoudende dranken.

Kijken of je alles goed hebt?

Create Your Own Website With Webador